Veelgestelde vragen

Het energielandschap in Rijnenburg komt steeds dichterbij. Uiteraard roept dit veel vragen op. Als energiecoöperatie vinden wij transparantie en duidelijkheid over de plannen van groot belang. Daarom geven we op deze pagina antwoord op veelgestelde vragen over onder andere de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan die op 26 mei 2023 zijn gepubliceerd door de gemeente Utrecht. Is er iets nog niet duidelijk? Of heeft u nog andere vragen? Laat het ons weten, dan beantwoorden we de vraag zo snel mogelijk en voegen we hem toe aan deze pagina. 

Proces

Het ontwerpbestemmingsplan en de belangrijkste vergunningen (milieu, bouw en natuur) liggen ter inzage tot en met 6 juli 2023. Dit zijn de documenten die de kaders en grenzen aangegeven voor de ontwikkeling van het energielandschap. Het zijn ontwerpdocumenten omdat de gemeente de definitieve versies vaststelt nadat de zienswijzen zijn verwerkt. Ook kun je de onderzoeken inzien die de besluiten onderbouwen.

Hier kun je alle stukken inzien: de ontwerpvergunning, het ontwerpbestemmingsplan, de natuurontheffing en alle onderzoeken voor de onderbouwing. 

De vergunning voor het energielandschap in de polders Rijnenburg en Reijerscop is aangevraagd door een consortium van de volgende vier partijen:

– Coöperatie Rijne Energie, beschikt straks over 25% van het eigendom. Rijne Energie bestaat uit leden die de energieopwekking mogelijk maken, die investeren en die samen besluiten wat er met de opbrengsten uit het energiepark wordt gedaan.
– Energiecoöperatie De Windvogel, beschikt straks over 25% van het eigendom, wat geleidelijk overgedragen wordt aan Rijne Energie. De Windvogel is vanaf de start van het proces bij de oprichting betrokken. De organisatie maakte met ondersteuning Rijne Energie mogelijk. Rijne Energie maakt  samenwerkingsafspraken met De Windvogel.
 – Naast de coöperaties zijn de commerciële ondernemingen Eneco en BHM Solar verantwoordelijk voor de andere 50% van het eigendom.

Samen werken de vier partijen aaan energieopwekking in Rijnenburg en Reijerscop.

De gemeenteraad moet eerst het definitieve bestemmingsplan vaststellen. Direct daarna worden ook de vergunningen vastgesteld door gemeente en provincie. De verwachting is dat de gemeenteraad na de zomer debatteert, en eind dit jaar een definitief besluit neemt over het bestemmingsplan. Snel daarna worden de vergunningen verstrekt en kan het windpark gebouwd worden. De voorbereiding van de bouw duurt echter circa twee jaar.

Tijdens informatieavonden op 7 juni (van 19:00 tot 21:30 uur in La Place De Meern) en 12 juni (online van 19:00 tot 20:30 uur) word je geïnformeerd over de plannen en is er ruim de gelegenheid om vragen te stellen aan de gemeente en aan de initiatiefnemers. Ook zijn er experts aanwezig voor onder andere geluid. Aanmelden kan via Duurzame energie in Rijnenburg en Reijerscop | gemeente Utrecht.

Op de website van Rijne Energie staan antwoorden op de meest gestelde vragen. En uiteraard kun je ons een mail sturen. Wij gaan graag met je in gesprek, aan de keukentafel, online of tijdens de inloopavond.

Als inwoner of belanghebbende kun je vanaf 26 mei tot en met 6 juli reageren op de stukken. Dat kan door een zienswijze in te dienen op de ontwerpbesluiten (bestemmingsplan, omgevingsvergunning en natuurontheffing). Dit kan:

  1. Per brief: schrijf uw mening in een brief, zet uw handtekening en adres onder de brief en stuur deze naar:
    De gemeenteraad van Utrecht
    Ontwikkelorganisatie Ruimte
    Duurzame Stad, team Omgevingsrecht
    Postbus 16200
    3500 CE Utrecht

    Schrijf daarbij: zienswijze Chw ontwerpbestemmingsplan Windpark Rijnenburg en Reijerscop 
     

  2. Via een gesprek: wilt u uw mening liever in een gesprek aan een medewerker van de gemeente vertellen? Bel dan tijdens werkdagen naar nummer 14030 om een afspraak te maken (graag zeggen dat u een afspraak met team Omgevingsrecht wilt).
     
  3. Digitaal via DigiD: u kunt uw mening niet via een e-mail geven, maar wel door een formulier op de website digitaal in te vullen. U klikt hiervoor op de link utrecht.nl/bestemmingsplanreageren. Deze link is te zien in de digitale versie van deze publicatie op de website utrecht.nl/bestemmingsplan. De link staat onder het kopje ontwerpbestemmingsplannen.

 
De gemeente reageert op deze zienswijzen in een Nota van Beantwoording. Als we argumenten hebben gemist, of als er fouten zitten in de onderbouwing, dan horen wij dat graag via zo’n zienswijze.

Als het nodig is dan past de gemeente vervolgens de besluiten aan. Het definitieve ontwerpbestemmingsplan komt samen met de Nota van Beantwoording naar de gemeenteraad. Die besluit uiteindelijk over de plannen.

Als je het niet eens bent met het uiteindelijke besluit van de gemeenteraad, dan kun je beroep aantekenen bij de Raad van State. Je hoeft daarvoor niet eerst een zienswijze in te dienen, maar dat is wel een goed idee.

De meeste windparken kosten zeven tot tien jaar om te bouwen, dit park is daar geen uitzondering op. Het ontwikkelen van een windpark vraagt om nauwkeurige studies en onderzoeken. We hebben veel onderzocht: de hoeveelheid verwacht geluid op de woningen in de buurt, de dieren die hinder kunnen ondervinden, de verkeersituatie ter plekke, of er sloten gedempt moeten worden, hoe de aanvoerroutes lopen en hoe de buurt kan meeprofiteren.  We hebben afspraken gemaakt met de gemeente over de verdeling van de kosten en over de compensatie van het groen. De gemeente had ook extra huiswerk: er zijn momenteel geen landelijke normen voor windmolen-geluid, slagschaduw en externe veiligheid, dus die moest de gemeente speciaal voor deze locatie opstellen. Ook hiervoor was onderzoek nodig. Het ontwikkelen van het windpark heeft daarom veel tijd gekost.

In 2016 heeft de gemeenteraad een voorstel aangenomen om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor windmolens in de polder Rijnenburg. De gemeente is daarna gestart met stadsgesprekken in 2017 en 2018. Daarna heeft de gemeente in 2019 verschillende scenario’s verkend in ontwerpateliers met de buurt. Met de input daaruit heeft de gemeente een Uitnodigingskader opgesteld. De gemeenteraad heeft, na de omwonenden en andere belanghebbenden te hebben gehoord, dit in juli 2020 vastgesteld. Eind 2020 hebben we in antwoord op het Uitnodigingskader een plan ingedien. Begin 2021 heeft de gemeente ons consortium Rijne Energie geselecteerd als initiatiefnemer en daarover de raad geïnformeerd. In 2022 hebben we de onderzoeken gedaan en de MER-procedure doorlopen om de vergunningaanvraag te onderbouwen. Tijdens het hele proces hebben we de direct omwonenden geïnformeerd via infoavonden, brieven en gesprekken. Het college heeft daarbij ook regelmatig de raad geïnformeerd, en de raad heeft in 2023 nogmaals omwonenden en belanghebbenden uitgenodigd om hun inbreng te leveren. Hierna is het laatste woord aan het hoogste orgaan van de gemeente: de gemeenteraad.

Het Windpark

Op de website https://www.rijnenburgenreijerscop.nl/map kan je vanuit verschillende gezichtspunten zien hoe de windmolens er uit gaan zien.

Op dit plaatje zie je de locaties van de vier windmolens, de kraanopstelplaatsen, de permanente wegen en de tijdelijke wegen. De permanente wegen en de kraanopstelplaatsen zijn bedoeld voor onderhoudswerkzaamheden. De windmolen moet altijd bereikbaar zijn. De tijdelijke wegen zijn voor de aanvoer en worden na de bouw weer verwijderd. 

Op dit moment is nog niet bekend welk type windmolen de voorkeur zal hebben, wel dat ze tussen de 215 en 270 meter hoog worden. Ter vergelijking: de windmolens in Houten zijn 150 meter hoog maar leveren 5 keer minder energie dan deze windmolens. Daarom kiezen we voor hogere windmolens. Wat belangrijk is om hierbij te weten: hogere windmolens zorgen niet voor meer geluidshinder. Het gekozen type windmolen bepaalt straks de exacte masthoogte, rotordiameter en de hoeveelheid geluid. De gemeente heeft vastgelegd dat we moeten kiezen uit de stilste typen windmolens.

Tot nu toe wilde een groot deel van de grondeigenaren die grond bezitten voor toekomstige woningbouw geen grond inbrengen voor windmolens of zonnevelden. Wij hebben daarom met andere grondeigenaren contracten gesloten. Het is niet uit te sluiten dat meer grondeigenaren in het gebied alsnog windmolens of zonnevelden op hun gronden willen. In het zuiden van Rijnenburg zijn grondeigenaren/projectontwikkelaars een woonwijk aan het voorbereiden. Als deze en andere grondeigenaren alsnog hun beschikbare grond -die zij in het noorden bezitten- aanbieden, dan zullen wij opnieuw onderzoek doen en een vergunning aanvragen bij de gemeente Utrecht om extra windmolens en zonnevelden te bouwen. Rijne Energie zou graag uitbreiden: hoe meer duurzame stroom, des te minder fossiele energie nodig is, hoe beter dat is voor het klimaat, en hoe meer we kunnen investeren in de directe omgeving.

Klopt, dat kan nu nog niet. Op zijn vroegst is er capaciteit op het stroomnet in 2027. De netbeheerders Stedin en TenneT zijn daarmee bezig. Pas dan kan het windpark stroom leveren aan het elektriciteitsnet. De bouw begint in 2026. Indien het windpark eerder af is, onderzoeken wij of het mogelijk is om het windpark eerder aan te sluiten op bijvoorbeeld een grote batterij.

De vier windmolens gaan samen voor bijna 30.000 huishoudens stroom leveren, vergelijkbaar met alle woningen in Leidsche Rijn en De Meern. Het windpark levert daarmee zo’n 8% duurzame energie voor de stad. De stad Utrecht wekt nu nog slechts 7% duurzame stroom op, via zonnepanelen op daken. Daar kan nog drie keer zo veel bijkomen (tot 21%), als alle daken benut worden. Omdat er nog veel meer duurzame stroom nodig is, heeft de gemeente ook op andere plekken zoekgebieden voor windmolens en zonnevelden aangewezen. In totaal kan 85% van de vraag duurzaam opgewekt worden in de toekomstEr is een ook aantal zonnevelden in ontwikkeling. Als alle zonnevelden die mogelijk zijn ook gebouwd worden, gaan ze nog eens 21% duurzame energie opleveren. Dat is nog niet genoeg. Dus ook op andere plekken kunnen windmolens gebouwd worden, samen goed voor 43% van de duurzame stroom.

Bron: Gemeente Utrecht , 2023

Van deze windmolens gaat ook bijna niemand hinder krijgen: we verwachten slechts 28 van de 16.000 mensen in het gebied als ernstig gehinderden. Maar we willen toe naar warmtepompen in huizen om in de winter er warm bij te zitten. In de winter wekt de zon te weinig op om die draaiende te houden. Bovendien kunnen we met zonne-energie niet alle stroom verduurzamen. Daarom is ook windenergie nodig, waarvan er in de winter juist veel is. Niet alles past op zee en het meeste verbruik zit in de stad, daarom hebben we bij de stad ook windmolens nodig.

Een groot deel van het windpark wordt betaald met een banklening. De partners in het consortium Rijne Energie betalen samen het overige deel met hun eigen geld. De coöperaties Rijne Energie en de Windvogel zamelen dit geld in bij hun leden. Op het geld dat leden inleggen krijgen ze een rendement dat gunstiger is dan de spaarrente bij een bank.

Milieueffecten

Volgens deze norm mag het geluid op de gevels van woningen over een jaar gemiddeld niet hoger zijn dan 45 dB Lden. Dit is vergelijkbaar met het geluid van een zoemende koelkast of een fluistergesprek. Verreweg de meeste mensen ervaren dit niet als luid of hinderlijk. Toch kunnen sommige mensen dit wel als hinderlijk ervaren, net zoals het geluid van industrie en vlieg-, spoor- en (snel)wegverkeer mensen kan hinderen. Dit speelt bij een kleine groep direct omwonenden (circa 30 mensen). Bij de meeste woningen is het geluid op de gevel echter veel lager. Bijvoorbeeld aan de andere kant van de snelwegen in De Meern en Nieuwegein. Daar hebben bewoners er dus ook weinig tot geen hinder van.

De beperking van hinder voor omwonenden is een belangrijk uitgangspunt voor de gemeente. Daarom heeft de gemeente gekeken naar de verhouding tussen het aantal gehinderden ten opzichte van de energieproductie. De gemeentelijke norm ligt op het kantelpunt tussen verlies van energieopbrengst en voldoende hinderbeperking. Deze norm, die strenger is dan de tot voor kort geldende landelijke geluidnorm van 47 dB Lden, zorgt er dus voor dat de omgeving goed beschermd is tegen negatieve effecten van windmolengeluid. De windmolens mogen minder geluid maken dan onder de oude landelijke norm, echter zonder dat dit ten koste gaat van de stroomopbrengst. De norm sluit ook aan bij de adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD).

De windmolens moeten straks naar behoren werken. Om dat te handhaven, is er een norm ingesteld die werkt met geluidsmetingen. Deze metingen worden uitgevoerd als de windmolens draaien en daarna als daar aanleiding toe is. Het geluid wordt dan zes keer tenminste 1 minuut lang gemeten om te controleren of het binnen de norm blijft op representatieve plekken op een vooraf vastgestelde afstand tot de windmolens. Als dat niet zo is, kan de gemeente daar direct iets aan doen. Deze norm heet equivalent geluidsniveau over 1 minuut (LAeq1min).

We hebben berekend hoeveel mensen ernstige hinder kunnen ervaren van het geluid van de windmolens. We hebben daarbij de opstellingen uit het milieueffectrapport gebruikt. Daarbij blijkt dat sommige mensen in het gebied met 37 dB Lden aan windmolengeluid te maken krijgen. Dit is een geluidsniveau dat vergelijkbaar is met fluisteren en een stille woonkamer. De kans dat mensen dit als ernstige hinder ervaren is daarom kleiner dan 0,5%. Op de 16.000 mensen die binnen het gebied wonen betekent dit dat 28 mensen ernstige hinder kunnen ervaren. Dit is overigens berekend met het minst stille windmolentype maar binnen de gestelde regels van de gemeente Utrecht. In het geval er voor nog stillere turbines wordt gekozen is het aantal gehinderden lager en het aantal ernstig gehinderden aanzienlijk lager, namelijk twee mensen (dit is een statistische verwachting).

Woningisolatie is een manier om de ernstige hinder te verminderen. De direct omwonenden kunnen daarom aanspraak maken op vergoeding van woningisolatie uit het Omgevingsfonds waar een deel van de opbrengsten van de windmolens in gaan komen. Woningisolatie heeft daarbij voorrang op andere plannen van omwonenden voor besteding van het Omgevingsfonds.

Zoals elders gezegd heeft de gemeente de 45 dB Lden-norm gekozen omdat deze op het kantelpunt tussen aantal gehinderden en de elektriciteitsproductie ligt: bij die norm produceren de windmolens niet minder groene stroom terwijl de norm wel strenger is dan de oude landelijke norm van 47 dB Lden. Een nog strengere Lden-norm gaat echter wel ten koste van de opbrengst van de windmolens. Bij deze strengere norm is er bovendien geen garantie dat er veel minder hinder optreedt. Het aantal ernstig gehinderden zakt volgens berekeningen van 28 naar 22. Dit laat zien dat er maar heel weinig mensen hier baat bij hebben, terwijl het wel tot een verlies van 1,1% oftewel 1,2 GWh per jaar leidt (het elektriciteitsverbruik van zo’n 375 huishoudens).

De norm gaat uit van een gemiddelde geluidsbelasting maar het is niet zo dat de windmolens op piekmomenten ineens veel harder te horen zijn. Uit berekeningen voor deze locatie blijkt dat het verschil tussen het jaargemiddelde geluidsniveau in de nacht en het maximale geluidsniveau 3 dB kan zijn (dit verschil is voor verreweg de meeste mensen net hoorbaar). Dit is o.a. afhankelijk van het specifieke windturbinetype dat we gaan kiezen.

Het jaargemiddelde geluid is bij woningen dichterbij de windturbines hoger dan bij woningen verderweg. Zo ook voor het maximale geluidsniveau. De berekeningen laten zien dat het jaargemiddelde geluidsniveau in de nacht voor de hoogst belaste woning 38 dB (A) is. Het piekgeluid (maximale geluidsniveau) is voor deze woning in geval van de bovengrens van het voorkeursalternatief 40 dB (A), nog steeds een niveau dat tussen fluisteren en een stille woonkamer en rond het zoemen van een moderne koelkast ligt. Met metingen wordt gecontroleerd of dat in de praktijk ook het geval is. Hiervoor wordt een voorschrift opgenomen in de omgevingsvergunning.

Volgens het geluidsrapport kan er opgeteld met het omgevingsgeluid (o.a. (snel)wegverkeerslawaai en industrielawaai) voor de hoogst belaste woning maximaal 2 dB aan extra geluid ontstaan. Deze toename treedt op bij één adres en enkel wanneer de minst stille windmolen gekozen wordt. Daarbij moet gezegd worden dat een toename van 1 tot 2 dB niet door het menselijk gehoor waarneembaar is: een toename van 3 dB is net hoorbaar en een toename van 5 dB is goed hoorbaar.

Voor in de nacht is er de Lnight norm van 39 dB. De nachtnorm is er om mensen extra te beschermen voor uitzonderlijke situaties waarbij er nachtelijke energieproductie is en de windturbine overdag meer stil staat. Dan zakt het gemiddelde geluidsniveau en kan er in theorie ‘s nachts meer geluid gemaakt worden en toch aan de norm voldaan worden, wanneer er alleen een Lden norm zou zijn. Door ook een nachtnorm in te voeren moet het gemiddelde geluid over de nachtperiode ook aan een norm voldoen, onafhankelijk van de dagproductie. Uit het onderzoek blijkt overigens dat de jaargemiddelde geluidsbelasting in de nachtperiode bij woningen nergens hoger is dan 38 dB, voor de opstellingen die wij hebben onderzocht.

Voor de nachtnorm is er eenzelfde onderbouwing als voor de gemiddelde Lden norm. Ook hier staat de bescherming van de gezondheid voorop en is vervolgens gekeken naar de verhouding tussen het aantal gehinderden ten opzichte van de energieproductie.

Ten eerste kiezen wij bij de aankoop van windmolens een stil type. Uit een lijst van beschikbare windmolens selecteren we de vijf stilste en daaruit maken we een keuze op basis van prijs en kwaliteit. Door de afstand tussen windmolens en woningen weten we dat er jaargemiddeld niet meer dan 45 dB Lden op de gevel van woningen mag komen. Dat geluid is vergelijkbaar met het niveau van een zoemende koelkast of een fluistergesprek, met een zoevend karakter door de beweging van de wieken. De gemeente handhaaft de norm en controleert met geluidsmetingen of de windmolens niet meer geluid maken dan dat ze volgens de berekeningen doen.

Daarnaast is woningisolatie een manier om geluidhinder te verminderen. De direct omwonenden kunnen daarom aanspraak maken op vergoeding van woningisolatie uit het Omgevingsfonds. Dit is het fonds waar een deel van de opbrengsten van de windmolens in gaat komen. Woningisolatie heeft daarbij voorrang op andere plannen van omwonenden voor besteding van het Omgevingsfonds.

In een recent literatuuronderzoek concludeert het RIVM dat het laagfrequente deel van het geluid van windturbines normaal gesproken niet voor extra hinder zorgt ten opzichte van het totale ‘gewone’ geluid. Laagfrequent geluid (geluid met lage tonen) is onderdeel van het totale geluid, dus valt ook binnen de 45dB Lden norm. Er is geen aparte norm voor gemaakt, want deze norm zou namelijk geen extra bescherming bieden. 

Toch zijn er voorbeelden van windparken waarbij er sprake is van hinder door laagfrequent geluid. Dit is het geval bij windmolens die niet goed functioneren. Deze windmolens produceren dan zogenaamd tonáál laagfrequent geluid (hoorbaar als een bromtoon). Als dit aan de orde is, zullen we maatregelen treffen om de molens goed te laten functioneren. 

In de vergunning komt te staan dat de windmolens worden stilgezet zodra er slagschaduw terecht komt op een woning die ligt binnen twaalf keer de rotordiameter (dat is bij ons ongeveer 2000 meter). Dat gebeurt met name in het voorjaar en najaar gedurende enkele minuten in de ochtend of avond. Het kan zijn dat er tot twee minuten slagschaduw op een woning valt, dat is de tijd die molen nodig heeft om tot stilstand te komen. Als je binnen de 2 km vanaf de windmolens meer slagschaduw opmerkt dan gaat er iets niet goed en dan kun je dat melden bij Rijne Energie. We passen dan de instellingen van de stilstandvoorziening aan. Zeker bij de start van het windpark is het goed om dit samen met bewoners te doen. Slagschaduw op grotere afstand dan 2 km is nauwelijks waarneembaar: op die afstand is de schaduw zover verflauwt dat hij bijna niet meer merkbaar is.

In het milieueffectrapport (MER) worden alle onderzoeken netjes samengevat. De milieueffectrapportage (m.e.r.) heeft tot doel het milieubelang een plek te geven in de besluitvorming over het energielandschap. Het milieubelang betekent alle mogelijke effecten op mensen, dieren en landschap. Dit helpt ons en de gemeente bij het plannen van de windpark om keuzes te maken waarin we het milieubelang meenemen. Hier kun je het MER lezen.

Meeprofiteren omwonenden

De omwonendenregeling is er voor bewoners van de polders Rijnenburg en Reijerscop die binnen een straal van ongeveer 1.000 meter van een windmolen wonen – gemeentegrenzen doen er daarbij niet toe. Zij kunnen met een eenmalige bedrag hinderbeperkende maatregelen nemen. Direct omwonenden profiteren daarnaast jaarlijks mee met een bedrag dat afhankelijk is van de afstand tot de windmolen. Het staat omwonenden vrij om met dit geld te doen wat ze willen.

De Omwonendenregeling geldt voor inwoners van de polders Reijerscop en Rijnenburg die binnen 1.000 meter van een windmolen wonen. Deze regeling bestaat uit :
1. Eenmalig €500 (bij een afstand van ca. 1.000 meter) tot eenmalig €5.000 (bij ca. 500 meter) per huishouden. De vergoeding stijgt lineair bij een dalende afstand tot de windmolen.
2. Jaarlijks een vergoeding van €166 (bij een afstand van ca. 1.000 meter tot een windmolen) tot €1.660 (bij ca. 500 meter) per huishouden, die bijvoorbeeld als een tegemoetkoming op de energierekening kan dienen. De vergoeding stijgt lineair met een dalende afstand tot de windmolen.

3. Jaarlijks een bedrag dat afhangt van de opbrengst van de windmolens: voor elke opgewekte MWh gaat er 0,70 naar de direct omwonenden. Bij bijvoorbeeld 70.000 MWh per jaar is dit dus zo’n 50.000 dat jaarlijks naar de 40 tot 50 huishoudens binnen 1000 meter van de windmolens gaat.

Inwoners die buiten de polder wonen, kunnen meeprofiteren door lid te worden van Rijne Energie. Zij ontvangen een rendement op de investering in het energielandschap. Na de looptijd krijgen leden die investering weer terug. Lid worden kost slechts 10 euro per jaar en investeren kan al voor een laag bedrag.
Voor inwoners die geen geld hebben om een investering te doen wordt gewerkt aan het krappebeurzenplan. Dit wordt betaald uit de opbrengsten van de coöperaties. Het plan moet nog concreet worden gemaakt en door de leden van Rijne Energie en de Windvogel goedgekeurd worden. Te denken valt aan het leveren van goedkope stroom, woningisolatie bij energiearmoede, het opleiden van energiecoaches of het oprichten van een Energiebank. Wanneer er meer windmolens en zonnevelden bijkomen kan er meer voor de omgeving gedaan worden. De opbrengsten van extra windmolens en zonnevelden kunnen bijvoorbeeld ingezet worden om het landschap en de natuur te versterken, zoals ook omschreven in ons Initiatiefvoorstel.

Voor elke megawattuur opgewekte windenergie gaat er €0,50 in het Omgevingsfonds. Dit kan oplopen tot een bedrag van €40.000 per jaar. Inwoners van de polders Rijnenburg en Reijerscop beslissen zelf over de bestedingen uit het omgevingsfonds, via een onafhankelijk bestuur van het fonds. Zij krijgen zeggenschap over benutting en beslissen mee over wie het fonds het beste kan beheren. Omwonenden kunnen dit fonds ook inzetten voor woningisolatie indien zij dit willen, waarbij woningisolatie voorrang heeft op andere plannen. Het Omgevingsfonds groeit mee als er meer windmolens bijkomen.

Als grondeigenaren wel een windmolen willen maar dit past niet in het landschapsontwerp dan komen zij in aanmerking voor Sociale grondvergoeding. Daarbij worden de grondopbrengsten verdeeld. Sociale grondvergoeding geldt voor grondeigenaren die beperkt worden in hun wens om een windmolen op hun grondgebied te plaatsen. Grondeigenaren kunnen zich nog steeds melden bij Rijne Energie. Er is namelijk nog steeds een mogelijkheid om het plan groter te maken dan dat het nu is.

De leden van Rijne Energie besluiten over de bestemming van de opbrengsten. De opbrengsten kunnen bijvoorbeeld ten goede komen aan de natuur, de buurt, of de verdere energietransitie. Overigens gaat een groot deel van de opbrengsten eerst naar de rente en het afbetalen van de banklening en de leningen van de leden die nodig zijn om het windpark te bouwen.

Acceptatie

Het is niet gebruikelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen die het sublokale belang overstijgen, zoals bijvoorbeeld bij de bouw van een woonwijk, een weg of een windpark, te turven hoeveel voor- en tegenstanders er zijn. Dat hebben we hier dus ook niet gedaan, en de gemeente evenmin. Ook een rechter kijkt hier niet naar. De uiteindelijke bepaling of er voldoende steun is voor de plannen vindt plaats bij de stemming in de gemeenteraad: als daar een meerderheid is voor de plannen dan is er democratisch verkozen steun voor.

Er heeft wel een uitgebreid participatieproces plaatsgevonden waarbij we veel gesprekken hebben gevoerd over hoe windenergie acceptabel zou kunnen zijn voor omwonenden. Want we willen hinder het liefste voorkomen en anders zo klein mogelijk houden. Daarbij zijn we in het noorden van Rijnenburg en in Reijerscop zelfs bij veel mensen aan de deur geweest om te vragen welke input zij hebben voor het milieueffectrapport. 

Aangezien Rijne Energie een zo goed mogelijke buur wil zijn, blijven we ook in de rest van het ontwikkel- en exploitatietraject in gesprek met de omgeving, zodat we altijd snel kunnen reageren op vragen en zorgen. Ook kan iedereen vandaag nog lid worden van Rijne Energie, en zelf meepraten en meebeslissen over onze energieplannen. We kijken daarbij steeds hoe we het windpark voor omwonenden acceptabeler kunnen maken.

Uit landelijk onderzoek van Motivaction blijkt overigens dat het overgrote deel van mogelijke omwonenden geen mening heeft over de komst van een windpark in zijn/haar omgeving. De rest van de meningen zijn volgens dat onderzoek verdeeld, van fervente voorstanders tot felle tegenstanders. Als de tijd verstrijkt, verandert dit beeld vaak en wordt men neutraler tot positiever. Dit is bijvoorbeeld onderzocht voor een windpark bij Deventer. (Bron: Nwea.) Bij onze deur-aan-deurgesprekken hebben ook wij gemerkt dat veel direct omwonenden er neutraal in staan. Natuurlijk zijn sommigen (fel) tegenstander, maar er zijn ook enkele omwonenden die juist liever windmolens dan woningen in de buurt krijgen.

Wij nemen die zorgen heel serieus en blijven graag in gesprek om te kijken of we er iets aan kunnen doen om de hinder weg te nemen of te verminderen. 

Daarnaast stelt de gemeente normen vast waar we aan moeten voldoen waardoor we ervoor zorgen dat zo min mogelijk mensen hinder hebben van de windmolens. Dit doet de gemeente bijvoorbeeld door:

1. een strengere geluidsnorm op te leggen dan die tot 2021 in Nederland gold (namelijk van 45 dB Lden versus 47 dB Lden);

2. stille windmolens voor te schrijven;

3. te werken met een handhavingnorm die mensen beschermt zodat de geluidsbelasting echt binnen de strenge norm blijft. Bij afwijkend geluid grijpt de gemeente in

Overigens horen we ook geluiden van mensen die juist geen last hebben van windmolens, ook al wonen ze heel dichtbij, bijvoorbeeld in deze podcast van de Polderwachter. Vaak hoor je alleen mensen die fel tegen of juist voor zijn. De grootste groep mensen staat er echter neutraal tegenover. Bij deur-aan-deurgesprekken in de polders hebben we dat ook zo ervaren: veel mensen die er neutraal in staan, sommige (felle) tegenstanders, en sommige omwonenden die liever windmolens dan woningbouw zien komen.

Landschap en natuur

Het landschap rondom het plangebied zal veranderen door de komst van Energielandschap Rijnenburg en Reijerscop. De windmolens zullen te zien zijn, maar het landschap blijft groen en wordt, dankzij de investeringen van een deel van de opbrengsten in het gebied, nog wat groener. Zie hier hoe het eruit gaat zien.

De windmolens moeten soms ’s nachts verlicht worden zodat ze zichtbaar zijn voor de luchtvaart. We proberen dit zoveel mogelijk te voorkomen. Het is mogelijk om de lichtjes op windmolens te dimmen. Er bestaan verschillende technische oplossingen om lichthinder nog meer te verminderen. Bijvoorbeeld systemen die waarnemen of een vliegtuig een windpark nadert en in dat geval tijdig de verlichting inschakelt (waardoor de verlichting de rest van de tijd uit kan staan). Er zijn nog geen afspraken gemaakt over de verlichting, dat gebeurt voor de bouwfase op basis van de dan beschikbare techniek en geldende regels. Uiteraard is ons uitgangspunt altijd om lichthinder  te voorkomen en in elk geval zo klein mogelijk te houden.

Er is geen effect van het windpark op natuurgebieden in de omgeving (Natura2000- en NNN-gebieden, weidevogel- of ganzenfoerageergebieden). Ook is er geen stikstofuitstoot op natuurgebieden te verwachten.

Wel wordt de Stedelijke Groenstructuur wat kleiner door een toegangsweg. Deze natuur dient gecompenseerd te worden. Het gaat om circa 0,6 hectare rondom de tweede windmolen. Daarvoor in de plaats komt er passende natuur op het perceel van de derde windmolen. Dit perceel grenst aan de watergang Middelwetering. We leggen daar een nieuw moeras, bloemrijk grasland en extra struiken aan.

Er zijn effecten op diverse diersoorten te verwachten. Deze effecten zijn, behalve voor de grutto en de velduil, niet zodanig dat de soort of de populatie er last van krijgt. Het gaat om een beperkt aantal individuele slachtoffers, bijvoorbeeld vleermuizen en vogels. Elk vogelslachtoffer is er natuurlijk een teveel dus we blijven kijken hoe we nog meer aanvaringen kunnen voorkomen. We willen daarbij wel opmerken dat de aantallen in het niet vallen bij de slachtoffers door katten en verkeer (van bijvoorbeeld de nabijgelegen snelwegen).

Per windmolen sneuvelen er gemiddeld 20 vogels per jaar, dus 80 vogels in totaal per jaar. Elk vogelslachtoffer is er natuurlijk een teveel dus we volgen de wetenschap en nieuwe inzichten van andere windparken om nog meer slachtoffers te voorkomen. Gelukkig zijn het niet zoveel slachtoffers dat vogelpopulaties er last van gaan krijgen.

We zien in de media snel de link gelegd tussen windmolens en dode vogels. Echter, het aantal botsingen tussen vogels en windmolens valt mee, als je dit vergelijkt met bijvoorbeeld de gevolgen van het verkeer. Volgens schattingen sterven er door alle 1.800 Nederlandse windmolens zo’n 50.000 vogels per jaar. In het verkeer sterven er jaarlijks 2 miljoen vogels. Door katten sterven vele miljoenen vogels. Bron: MilieuCentraal.

Een ander effect van windmolens is de verstoring op het rusten en foerageren (voedsel zoeken). Vogels kunnen de windmolens als bedreigend ervaren en afstand houden. Sommige vogelsoorten houden meer afstand van windmolens dan andere. En sommige soorten hebben er helemaal geen last van. Een uitzondering zijn mogelijk de grutto en de velduil. Voor die soorten nemen we ook maatregelen om hen te helpen.

We houden rekening met vogels en vleermuizen door de windmolens in drukke vliegperioden stil te zetten, bijvoorbeeld in de voortplantingstijd. Dit kost 1 tot 2% van de opbrengst. Voor de grutto komt er mogelijk een detectiesysteem waardoor de windmolen automatisch stilgezet wordt als de grutto in de buurt is.

De grutto en de velduil zijn beschermde diersoorten. We weten het nog niet zeker of de grutto en de velduil last gaan krijgen van de windmolens, maar voor de zekerheid gaan we hier zorgvuldig mee om. Omdat er nog maar 10 gruttoparen in Rijnenburg zijn, is de kans groot dat de groep grutto’s die daar leeft in gevaar komt als er 1 grutto tegen een windmolen vliegt. Er is ook één velduil gezien; daarvoor geldt hetzelfde. Omdat we niet zeker weten dat door de windmolens de sterfte kleiner blijft dan 1% van de natuurlijke sterfte (dat is de grens die de wet aanhoudt), moeten we ergens anders extra leefgebied voor deze soorten maken. We hebben gezocht in de buurt, maar dat is niet zo’n goed idee: er komen namelijk ook woningen in Rijnenburg en windmolens in Woerden erbij. Daarom hebben we verderop in de provincie gezocht naar een geschikt gebied. We richten in de Lopikerwaard 35 hectare boerenland in met kruidenrijk grasland, extensief (1 of 2 keer per jaar) maaien, plasdrassen (weilanden met ondiep water erop) en predatiebeheer (zorgen dat de vogels minder makkelijk worden gevangen of gedood). Met dit gebied versterken we groepen weidevogels in de hele provincie.

In de broedperiode moeten we twee windmolens soms stilzetten. Als er grutto’s worden gezien, zetten we de windmolens tussen half maart en half mei overdag stil. We doen nog onderzoek naar de vlieghoogte, gedrag, tijd van de dag waarop grutto’s vliegen enzovoorts, zodat de windmolens op de juiste momenten stil gezet worden.

We werken buiten het broedseizoen of maken het gebied ongeschikt voor broeden voordat de werkzaamheden beginnen. Er kan verstoring zijn van verblijfplaatsen van platte schijfhoren, heikikker en rugstreeppad. Deze soorten worden voor de aanleg verplaatst door watervegetatie uit te graven en mee te verplaatsten naar andere sloten. Minder mobiele exemplaren van de heikikker en rugstreeppad worden gevangen en overgezet. Bijzondere planten zoals brede waterpest en bruin blauwtje worden zoveel mogelijk ontzien. Haas en wezel kunnen hinder ondervinden in de voortplantingsperiode en daarom moet de bouw buiten hun kwetsbare perioden plaatsvinden.

Een aantal vleermuissoorten zal last krijgen doordat enkele exemplaren tegen de windmolens vliegen en sterven. Deze aantallen zijn niet zo groot dat de populatie erdoor achteruitgaat. Van de rosse vleermuis ligt dit op de grens van wat de populatie nog aankan en daarom komt er een stilstandvoorziening speciaal voor de rosse vleermuis. In sommige perioden waarin de rosse vleermuis veel vliegt staat de windmolen dan even stil.

Woningbouw

De gemeente wil na 2035 25.000 nieuwe woningen bouwen in het zuiden van Rijnenburg. In de locatiekeuze is rekening gehouden met deze nieuwe woningen door de afspraak dat er gemiddeld per jaar niet meer dan 45dB Lden geluid op de gevels mag vallen. Zo kunnen windmolens en woningbouw gecombineerd worden in Rijnenburg. Hieronder zie je hoe:

Woningbouw en het energielandschap sluiten elkaar niet uit, het past beide in de polder. De gemeente heeft de gebieden voor woningbouw en energieopwekking van elkaar gescheiden: in het noorden kan energieopwek, en in het zuiden is plek voor woningbouw. Bij de situering van de windturbinelocaties hebben wij juist wel rekening gehouden met bestaande én toekomstige woningbouw. De wens om in de polder Rijnenburg te bouwen was voor ons bij de indiening van de vergunningaanvraag in juli 2022 namelijk niet nieuw. Dus hebben we voor de windmolens een optimale positie gezocht tussen bestaande woningen en mogelijke toekomstige woningen, op de percelen waarvoor we een grondcontract hebben. Om te zorgen dat de toekomstige woonwijk geen extra hinder gaat ondervinden geldt de geluidsnorm van 45 dB Lden ook voor de nieuwbouwwoningen.

Dat is niet nodig. In zowel ons voorstel als de vergunningaanvraag en het ontwerpbestemmingsplan is rekening gehouden met nieuw te bouwen woningen en de effecten van geluid en slagschaduw op die woningen. Daarnaast heeft de gemeenteraad uitgesproken dat er geen apart participatietraject nodig is vanwege de bouw van woningen in Rijnenburg.

Landelijke ontwikkelingen windenergie

Het rapport toont juist aan dat er de komende jaren meer duurzame energie nodig is om de klimaatdoelen te behalen. Het kabinet heeft de doelstelling om in 2030 een CO2-reductie te realiseren van 55 procent. We moeten daarom de productie van groene stroom opschalen om de vraag te kunnen bijbenen. CE Delft concludeert dat het niet mogelijk is om de klimaatdoelen voor 2030 te behalen met alleen zon op dak en wind op zee. Omdat er nog te weinig andere technieken zijn die snel ingezet kunnen worden zijn windmolens op land ook nodig. Of anders moet duurzame energie (al dan niet in de vorm van waterstof) uit het buitenland geïmporteerd worden.

Bovendien gaat het rapport van CE Delft ervan uit dat de huidige plannen in de regionale energiestrategieën (RES’sen) wel worden uitgevoerd. De windmolens in het energielandschap Rijnenburg en Reijerscop maken deel uit van de Utrechtse RES. In die zin ondersteunt het CE Delft rapport dus juist de komst van windmolens in de polder.

In de beantwoording van een aantal Kamervragen benadrukt ook minister Jetten dat windenergie op land onmisbaar is voor het behalen van de klimaatdoelen. “Voor de opwek van windenergie wordt sterk ingezet op zee, maar ook windenergie op land is onmisbaar voor de energietransitie en het behalen van onze klimaatdoelen.” Een zorgvuldig proces en betrokkenheid van inwoners bij de energietransitie is volgens de minister hierbij essentieel.

Het IPCC gaf onlangs (20 maart 2023) maar eens te meer aan dat we (iedereen) alles op alles moeten zetten om de klimaatverandering binnen enigszins acceptabele grenzen te houden. Dat betekent wat ons betreft dat wij als stad onze verantwoordelijkheid moeten nemen.

In 2021 heeft de rechter de landelijke normen voor windmolens buiten werking gesteld. Tot het Rijk een nieuwe milieueffectrapport heeft gemaakt dat die normen onderbouwd mogen gemeenten en provincies eigen normen hanteren. De eerste gemeenten hebben dit vorig jaar al gedaan. Een recente uitspraak van de Raad van State over deze lokale normen (bij een windpark in Delfzijl) laat zien dat als deze goed zijn opgesteld deze ook stand houden bij de rechter. De door de gemeente Utrecht voorgestelde normen zijn bovendien scherper dan de vervallen landelijke normen en net zo scherp als de adviesnormen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO). Daarmee denken wij dat het niet nodig is om te wachten op landelijke normen.

Als er landelijke (afstand)normen komen dan hebben die geen gevolgen voor dit windpark. De gemeente zal namelijk haar eigen, lokale normen opnemen in de vergunning en daar moeten wij ons aan houden. Die vergunning houdt rekening met de wetgeving op het moment dat de gemeente de vergunning verleent, en in die wetgeving zitten nu nog geen landelijke normen. Pas als de vergunning verloopt moet de gemeente weer kijken naar de dan geldende wetgeving en de dan geldende normen.

Het proces is in handen van de gemeente en niet van de provincie. Bovendien is de coalitievorming in de provincie Utrecht nog in volle gang bij het schrijven van deze vragen en antwoorden. De precieze impact valt daarom nog niet te zeggen. Wel schreven wij onlangs deze analyse waarin we de impact van de laatste Provinciale Staten verkiezingen proberen te duiden.