Er zijn nog veel vragen en onduidelijkheden rond de ontwikkeling van het energielandschap in Rijnenburg en Reijerscop. Dat bleek deze week bij de raadsinformatiebijeenkomst (RIB) van de gemeenteraad Utrecht, ter voorbereiding op het commissiedebat van donderdag 20 april. Houden de plannen voor windmolens bijvoorbeeld wel rekening met toekomstige woningbouw? En zijn ze juridisch nog haalbaar nadat de rechtbank in Roermond lokale plannen voor een windpark in Sittard-Geleen van tafel veegde? In aanvulling op onze bijdrage in de RIB gaan wij daarom nader in op alle begrijpelijke vragen en zorgen.
1. Impact uitspraak Rechtbank Roermond over windpark Sittard-Geleen
Deze uitspraak is niet van toepassing op de ontwikkeling van het Utrechtse Energielandschap. Met het buitenwerking stellen van de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit moet de overheid “een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering” geven voor toegepaste geluidsnormen. Dat had de gemeente Sittard-Geleen niet gedaan. In de gemeente Utrecht wordt juist wel gewerkt aan zo’n onderbouwing. Wij hebben er ook vertrouwen in dat we aan die normen kunnen voldoen, op basis van het zorgvuldige Milieu Effect Rapportage-traject (MER) dat we ter voorbereiding hebben doorlopen.
Het is ook absoluut niet nodig om op landelijke normen te wachten. De Raad van State had al aangegeven dat overheden lokale normen mogen vaststellen op basis van zo’n onderbouwing. Over de vraag hoe dat moet, gaf de Raad van State de dag na de RIB positief uitsluitsel voor twee windparken in Delfzijl en Noord-Brabant. Dit is goed nieuws: ook gemeente Utrecht werkt aan een lokale normering. Zo’n op maat gesneden lokale normering doet op voorhand al meer recht aan de weging van specifieke omstandigheden in een gebied.
2. Utrechts windpark is hard nodig om de klimaatdoelen te halen
Volgens de belangrijkste bron voor de Nederlandse klimaatdoelen, de Klimaat- en Energieverkenning (KEV), halen we met het huidige beleid het emissiedoel voor 2030 niet. We moeten de productie van groene stroom opschalen om de vraag te kunnen bijbenen. Het rapport van CE Delft dat bij de RIB werd aangehaald – waarin wordt gesteld dat nieuwe windlocaties op land niet nodig zijn – gaat uit van een aantal omstreden aannames. Vooral de veronderstelling dat de ontwikkeling van het stroomnet en technieken zoals waterstof komende jaren snel en grootschalig van de grond komen, is twijfelachtig. Als we de klimaatdoelen willen halen en aan de snelgroeiende vraag naar groene stroom willen voldoen hebben we de luxe niet om opties weg te strepen. Dit wordt ook bevestigd in het rapport “Alles uit de kast” van de werkgroep Extra Opgave dat een verkenning uitvoerde naar de opgaven voor het Nederlandse elektriciteitssysteem, in opdracht van minister Jetten.
Bovendien gaat het rapport van CE Delft ervan uit dat de huidige plannen in de regionale energiestrategieën (RES’sen) wel worden uitgevoerd. De windmolens in het energielandschap Rijnenburg en Reijerscop maken deel uit van de Utrechtse RES. In die zin ondersteunt het CE Delft rapport dus juist de komst van windmolens in de polder.
3. Ook toekomstige woningbouw is meegenomen in onze plannen
Uit de informatie van de RIB kan de indruk ontstaan dat er geen rekening is gehouden met de realisatie van nieuwe woningen. Ten onrechte werd door meerdere insprekers verwezen naar een MER, maar dat kan helemaal niet, want deze is nog niet gepubliceerd. Aan die MER wordt op dit moment namelijk de laatste hand gelegd. Bij de situering van de windturbinelocaties (in de MER en het bestemmingsplan) hebben wij juist wel rekening gehouden met bestaande én toekomstige woningbouw. De wens om in de polder Rijnenburg te bouwen was voor ons bij de indiening van de vergunningaanvraag in juli 2022 namelijk niet nieuw. We hebben daarom bij de planning van de windmolens niet alleen met de bestaande woningen maar óók met de toekomstige woningen rekening gehouden. Dit hebben we gedaan door in Rijnenburg de windmolens op een optimale positie tussen bestaande woningen en mogelijke toekomstige woningen te plannen op de percelen waarvoor we een grondcontract hebben. Zo houden we nagenoeg alle ruimte in het midden en zuiden van Rijnenburg (ten zuiden van de Ringkade) vrij voor mogelijke woningbouw.
Figuur 1: Impressie hoe de polder Rijnenburg zowel voor energie als wonen kan worden gebruikt
4. Overdraai windmolens is geregeld
Voor de windplannen is via grondovereenkomsten voldoende grond beschikbaar. Voor de overdraai van de windmolens is er bovendien een vergoeding voor de betreffende grondeigenaren. In tegenstelling tot de indruk die tijdens de RIB zou kunnen zijn ontstaan, vormt dit geen risico voor de realisatie van de windmolens.
5. Laagfrequent geluid is niet schadelijk
Als goede buur hecht Rijne Energie een grote waarde aan een gezonde leefomgeving. Wij volgen het voortschrijdend inzicht op het terrein van de gezondheidsimpact van laagfrequent geluid dan ook nauwlettend. In weerwil van het nog niet gepubliceerde onderzoek van inspreker De Laat bij de RIB valt daarbij in tal van wél gepubliceerde en “peer reviewed”-rapporten op dat er geen duidelijke relatie tussen gezondheidsklachten en (laagfrequent) windturbinegeluid wordt gevonden. Zeer recent Australisch laboratorium onderzoek dat op 22 maart van dit jaar is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Environmental Health Perspectives bevestigt deze conclusie opnieuw: laagfrequent geluid dat overeenkwam met het geluid van windparken had geen invloed op slaap, bloedsomloop of zenuwstelstel, waarmee de onderzoekers concluderen dat dit geluid niet schadelijk is.
Het Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu (RIVM) vond ook geen bewijs voor een specifiek effect van de laagfrequente component noch van infrageluid, bij een analyse van 32 wetenschappelijke artikelen uit de periode 2009-2017 geanalyseerd (van Kamp & van den Berg, Health Effects Related to Wind Turbine Sound, Including Low-Frequency Sound and Infrasound, 2018). En een opvolgend literatuuronderzoek van het RIVM (van Kamp & van der Berg, Health effects related to wind turbine sound: an update, 2020) concludeert dat uit literatuur niet blijkt dat laagfrequent geluid van windturbines voor extra hinder zorgt ten opzichte van ‘gewoon’ geluid. Dit onderzoek gaf geen enkele aanwijzing dat laagfrequent geluid andere effecten voor omwonenden heeft dan normaal geluid of dat infrageluid met een geluidniveau ver onder de gehoordrempel enig effect kan hebben.
Volgens het MER-onderzoek dat is uitgevoerd door bureau Bosch & Van Rijn is “Significante hinder als gevolg van laagfrequent geluid met zekerheid uit te sluiten”. Dat is ook niet verwonderlijk, aangezien de afstand van de windmolens tot woonkernen boven de afstandsnorm van 800 meter is, die de Wereldgezondheidsorganisatie adviseert.
6. Veiligheid staat voor ons op één
Tijdens de RIB werd ook de ongevallenlijst van alle windparken ter wereld genoemd. Per maand zouden er enkele ernstige incidenten plaatsvinden met windmolens. Hoewel dit aantal relatief verwaarloosbaar is op tienduizenden windmolens wereldwijd, stellen wij graag met klem dat veiligheid voor Rijne Energie een topprioriteit is. Elk incident is er immers een te veel. Het is voor ons een kritische voorwaarde bij de keuze voor een fabrikant. Daarnaast wijzen wij er graag op dat de windmolens op ruime afstand van woonkernen staan: circa een kilometer.
Rijne Energie heeft deze informatie ook gedeeld met de Utrechtse raadsleden die het commissiedebat voeren over het agendapunt “Besluitvorming windmolens in Rijnenburg en Reijerscop”. Zo kunnen zij deze nadere toelichting betrekken bij het commissiedebat en het vervolgproces dat de gemeenteraad volgt richting de stemming over het bestemmingsplan.
Utrecht heeft de kans om de eerste gemeente in onze provincie te zijn met een windpark dat voor de helft in handen is van haar inwoners. En dat genoeg groene energie opwekt voor alle huishoudens in de nabijgelegen wijken Leidsche Rijn en Vleuten/De Meern! Wij hebben er dan ook vertrouwen in dat de gemeenteraad deze kans wil grijpen.